wie betaalt het herstel?

Het is 8 oktober 1751 als de Geërfden van Erlecom en de heer van Gendt en Erlecom D.B. des Vilates het met elkaar eens worden. De kosten die het voortdurende onderhoud aan de dijken met zich meebrengen drukken zwaar op Gendt. Hoewel Gendt en Erlecom een bestuurlijke eenheid zijn onder Des Vilates zijn beide partijen het met elkaar eens dat de Erlecommers meer moeten gaan bijdragen aan het versterken van hun eigen dijk ten zuiden van de Waal en minder kosten krijgen voor de dijkversterkingen bij Gendt. Omgekeerd gaan de Gendtenaren het overgrote deel betalen van het onderhoud aan hun dijk ten noorden van de rivier en raken ze de kosten voor de Erlecomse dam kwijt.

Toch kunnen niet alle Erlecomse geërfden zich vinden in de afspraak die op 9 november 1753 pas formeel geregeld wordt. Het zijn grondeigenaren die een particulier stuk dijk hebben die dat niet willen: Waltgraaf O.D. van Randwijck, Arnold Engelen, de Garthuijsers uit Goblenz, D.H. van de Sande, Jan Janssen, Peter Eger en Caspar van Hulst, Evert Poppinghuijsen en Derk Hendrik. Vermoedelijk is dat omdat zij nu plots moeten opdraaien voor alle kosten van hun eigen stuk dijk.
Er komt een oplossing. De mannen betalen 900 gulden, in drie termijnen te voldoen, en kopen zo hun rechten af. Ze betalen per direct 300 gulden, in 1752 nog eens 300 gulden en het jaar daarop de laatste termijn. Zo kunnen zij ook leven met het contract dat op die 8ste oktober wordt getekend.
Of het helemaal zo gaat is de vraag. In een latere aantekening van een bijeenkomst ten huize van Scholtus H. Smelting in Nijmegen, op 5 november 1753, staat dat ze voor een periode van zes jaar honderd rijksdaelders betalen. Mogelijk komt dit bovenop de eerdere 900 guldens.

Hoe dan ook. Met deze regeling kunnen alle geërfden instemmen met de nieuwe afspraak die op 9 november 1753 in de vertrekkamer S'hoves van Gelderland in Arnhem getekend wordt.
Kenden Gendt en Erlecom vanaf december 1723 een gezamenlijk dijkrecht, vanaf deze dag hebben beide zijden van de Waal hun eigen recht, zo staat te lezen in de Inventaris van het archief van de Buitenpolder Erlecom, 1700 - 1943. De partijen 'mede in der vriendschap gescheiden zijnde' dragen vanaf dat moment hun 'eijgen costen'.


overstromingen dijkdoorbraken

1764

millingerwaard

De dam wordt in 1764 opnieuw volledig hersteld. In 1757 is de hele polder onder water gelopen. In 1761 zijn er dijkdoorbraken geweest. De dam moet op de kruin '12 Rijnlandsche voeten' breed worden. De Waal is in die jaren onrustig, slaat stukken land weg. Zo ook boven en beneden de Kleverburgh. Uit noodzaak wordt tien jaar later, in maart 1774, een volledig nieuw bestek gemaakt. De dijk wordt op delen verlegd.

In de uitwerking van dat bestek wordt een aardig beeld geschetst van het toenmalige Erlecom en zijn inwoners. De inventaris beschrijft de loop van de nieuwe kade die 20 voet hoog moet worden zodat zij 18 voet water kan keren.
De dam moet aantakken bij de oude kade, bij het land van Cornelis Gram, precies daar waar een 'appelboomtje' getekend staat, om vandaaruit aan de binnenzijde van een boom op het land van Gerrit de Windt te gaan. Dan langs de heg van de heer De Goor, met een bocht over diens land binnen om het huis den Cleverenburgh, tot aan een appelboom in de boomgaard van Gerrit van Steen. Van daaruit gaat de dam richting de Erlecomse Straat. Zo 'slingert' de nieuwe dijk door Erlecom.

De beschrijving is net niet expliciet genoeg. Of dit het moment is dat de Cleverenburgh, het kasteeltje dat in de inventaris nauwelijks ergens genoemd wordt maar twee keer in deze passage, buitendijks komt te liggen en zo ten prooi valt aan wassend water staat er niet in.

Ongeveer 20 jaar later vallen de Fransen Nederland binnen en steken ze de bevroren Waal over. De dijk ligt waar hij nog steeds staat ingetekend. De Cleverenburgh verdwijnt van de kaart.


Na de Fransen

Erlecom wordt na de Franse bezetting bij de gemeente Ubbergen gevoegd. In 1837 wordt de polder bij Koninklijk besluit ook voor het waterbeheer tot Ubbergen gevoegd. Burgemeester van Ubbergen, Hermanus van Kuijk, wordt tot poldermeester benoemd.

De Erlecomsedam zal pas 10 jaar na de grote dijkdoorbraak van 1926 tot een waterkerende dam, een bandijk, worden gemaakt. Dan pas is de Erlekomsche Buitenpolder officieel geen buitenpolder meer, en de Kerkdijk geen bandijk.