Gefaseerde aanleg van de Erlecomsedam
Bestek naer den welcken d'Heren buiten dixe geerfden van het Clefsche, Erlecom en Oij zijn van meininge te bestaeden eenen nieuwen sommerdam beginnende beneden op den middelweert tot aen den duffeltschen bandick verdeilt in 43 blocken
Eerstelik sullen aenneemers deesen nieuwen sommerdam 1½ voot lager maeken als den ouden is op de middelweert volgens het model aldaer geleit. Sullende ider voot hoghte twee vooten aen ider kant soo binnen als buijten doceeren soodaenigh dat den dam booven op sijn kruin ront edoch vier vooten breet sall moeten sijn en sullen vervolgens alle blocken egalik hoogh de hooghte naer de leghte waeterpas gemaekt worden.
De aannemers die willen inschrijven kunnen dat per block doen. Wie niet goed oplevert kan een boete verwachten, zoals in 1742 ook gebeurt. Hij wordt een kwart gekort op het afgesproken bedrag, in dit geval 50 guldens. Herstelt hij zijn fout, dan wordt slechts 10 procent in mindering gebracht.
De aarde mogen de aannemers halen uit de (oever van de) rivier, van de oude dijk of van de landerijen waarover de dijk loopt. De eigenaren moeten dat toelaten, aldus de heeren geerfden.
Het staat geschreven in de Inventaris van het archief van de Buitenpolder Erlecom, 1700 - 1943
1717
Het zijn Willem en Derek Holtema, Gerrit Aernts, Lammert Vos, Arnt Schipperhein, Steeven Arnts, Toon en Jan Tonisse, Hens van Berck, Hens Hendrix, Frederik Nas, Herman Evers en K*t van Bergeren die in de jaren daarna de eerste stevige verhoging van de Erlecomsedam aanleggen, de latere waterkerende dijk.
Als we de inventaris mogen geloven is het 1717 als de dijk met het nodige herstelwerk volledig is aangelegd, goed bevonden en iedereen is uitbetaald.
Het duurt tot 1731 totdat de heeren om een verbreding van de dijk vragen. Hij moet zes voet breed worden, anderhalve voet erbij aan beide zijden. Het werk moet 22 mei af zijn. Nog een jaar later wordt een nieuwe dijkverbreding en verhoging aanbesteed. Acht voet breed moet hij worden, en anderhalve voet hoger. Van de Hoofmeesterij tot aan den Oijschen Bandijk komt de Erlecomsedam op hoogte van die laatstgenoemde dijk, die dan al jaren het water tegenhoudt voor de omliggende landerijen binnen de dijkring 'de Circul van Ooij'. Op 1 mei 1732 hebben Frerik Nas, Willem Holterman en Jan Teunissen de klus geklaard.
Palenworm
Het zal niet de laatste keer zijn dat hun werk ongedaan wordt gemaakt door weer, wind en water. Voor de aanleg van dijken wordt in die tijd niet alleen aarde gebruikt, maar ook hout. Deze palendijken, waarbij de dijk werd bedekt met palen om zo het dijklichaam te beschermen tegen beukend water, kwamen in de 15e eeuw in trek. De palenworm maakte in de 18e eeuw een eind aan deze vorm van dijken bouwen.
In deze eerste nieuwe zomerdijk bij Erlecom zijn deze palen waarschijnlijk niet verwerkt. Feit is dat wind en water in de jaren na 1732 toch weer gaten in de dijk slaan, na die laatste verhoging. Want in 1735 alweer wordt geschreven over herstel van de dijk, en over opnieuw een ophoging.
Kosten
Wat in de jaren daarna in ieder geval duidelijk wordt is dat de kosten van de voortdurende verhogingen en herstelwerkzaamheden te hoog worden voor 'zo een klijne polder'. De heeren geërfden beginnen na te denken over andere oplossingen.
Op 10 oktober 1746 beschrijven zij hun uitvoerige overwegingen over twee soorten oplossingen. Eén is om 't Schaar d'Erlecom, zoals de schaardijk dan wordt genoemd, te beschermen met houten palen. Over de hele dijk zijn er 202.638 palen nodig van 3 voeten lang. De andere optie is het leggen van bollen in de rivier, mogelijk een soort pieren die de stroming bij de dijk weg moeten houden. Per bol zijn volgens berekening 5.000 palen nodig. Een moet er boven de oudendam komen ter hoogte van Cleefs gebied, bij de Cuijlsen Hoff, een verderop bij diezelfde Cuijlsen Hoff, een derde bij de Hof van de Carthuijsers en een vierde bij de Schaapskooi van Claas Leenders.
Voor de goedkopere optie wordt gekozen. De eerste twee bollen moeten alvast worden aangelegd. Christoffel Hagemeijer wordt door burgemeester Jan Teunissen als kribbaas aangesteld.
Dat ook die oplossing geen soelaas biedt blijkt al in 1748, als Hagemeijer meer hout nodig heeft om de drie inmiddels aangelegde bollen te herstellen. Alleen dan kan de dijk goed worden beschermd tegen grote watersnood.
In de jaren daarna blijven de kosten onderwerp van gesprek. Er wordt gesproken over wie er nu eigenlijk verantwoordelijk is voor de 'schaardijk' die dat kleine stukje land beschermt dat bestuurlijk nog steeds tot Gendt behoort. Zijn dat de 'geerfden van het Cleefsche, Erlecom en Oij', of is dat de heer van Gendt?
Daarover lees je hier meer.